DE SCHUILKELDER.

Een verslag op rijm over onderduiken in het laatste half jaar van de Tweede Wereldoorlog.

 

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werkte mijn vader, toen nog Dominicaner broeder Hyacint, op het land van de boerderij van de zusters van de Albertushof in Venlo, die er van de opbrengst van het land leefden. In de oorlog hielpen de zusters veel mensen onderduiken, wat hen een goede naam bezorgde.

Het laatste half jaar moest Piet ook onderduiken. Hij verbleef in de schuilkelder van familie Driessen. Over de ervaringen in de schuilkelder heeft hij direct na de bevrijding van Venlo wat op rijm gezet. Omdat het toch een soort oorlogsdocument is, wil ik het hier volledig weergeven.

 

DE SCHUILKELDER

 

In den beginne van de eerste maand

van het jaar van onze bevrijding

werd in Venlo veel getraand,

niemand dacht nog aan vreugde of verblijding.

 

De moffen liepen aldoor rond

en waren steeds op mannenjacht uit,

dat deden zij gelijk een hond

zo erg waren zij uit op deze buit.

 

Zo velen niet hadden al veel te lang

onder de grond armoe en ellende geleden.

Begrijpelijk was men voor ziekte oplopen bang,

want zo pas nog was daardoor een jongen overleden.

 

Sint Albertushof in Venlo.

Helaas doordat zo iets moest gebeuren

bleef een moeder achter, eenzaam en alleen,

en moest steeds weer opnieuw treuren,

want haar toekomst was voorgoed heen.

 

Daarbij van alle kanten vlogen

de scherven en granaten.

Menigeen zagen wij met eigen ogen

hierbij hun leven laten.

 

Kapot waren de daken

gesprongen de ruiten,

de bakkers moesten staken

en de winkeliers gingen sluiten.

 

Het weer was guur en koud.

Regen, wind en sneeuw kwamen te samen,

daarbij was er gebrek aan kolen en hout.

De kou kwam door luik en ramen.

 

O arme mensen in die hal

steeds in het donker, in rook en kou.

Dit waren zware dagen al,

maar erger was wat komen zou.

 

Die kelder voor twintig personen geschikt

was nu met zeventig bewoond.

Behalve de rook die je bijna verstikt

was het van andere reuk ook niet verschoond.

De zusters Dominicanessen op de Albertushof.

Dan waren er ook nog dingen

waarvoor men griezelen zou.

Ratten die bijten en springen,

Maar vangen, wie deed dat nou.

 

Toen op een vreselijke dag

brak de difterie in de kelder uit

en ieder begreep en zag

dat besmetting moeilijk kon worden gestuit.

 

Al gauw kwam de een na de ander

in het ziekenhuis terecht.

Helaas men besmette elkander,

want de huisvesting was slecht.

 

Plotseling het zo gevreesde kwam:

een jeugdig kind, lief en teer,

die de moeder zo graag bij zich nam,

moest ze voorgoed afstaan aan onze Lieve Heer.

 Broeder Hyacint (Piet den Brok) aan het werk.

 

Zo van lief Annie te moeten scheiden

was voor vader Hendriks heel erg

en voor moeder was het marteling en lijden,

het ging bij haar door been en merg.

 

Toen gebeurde er weer wat,

dat iedereen meer dan vreselijk vond.

De moffen moesten zorgen dat

niemand van de hal zich meer op de Hof bevond.

 

Ook van den Hof mocht niemand naar de hal.

De moeilijkheden hieraan verbonden waren groot.

Die lelijke groenen, zo als meestal,

dreigden zelfs met de dood.

Zo kwam bij het lijden dubbele smart.

Men voelde zich verstoten en veracht.

Menigeen kookte in zijn hart,

want zo iets had men niet verwacht.

 

Doch Nelis Driessen ging recht door zee

Hij zei precies hoe en waarover het ging

Voor de tegenpartij viel het niet mee.

Geloof maar dat die de waarheid ontving.

 

Zuster Hovens alleen was de persoon

die zich aan dat verbod niet stoorde.

Zij ging naar de kelder heel gewoon

alsof het zo van haar hoorde.

 

 

Bombardementen 13 oktober 1944.

Steeds opnieuw kwamen ze haar halen

vooral als er een kleintje keelpijn had gekregen.

Dagelijks ging zij meerdere malen

de vele patienten verzorgen en verplegen.

 

Tientallen kinderen werden dagelijks onderzocht

of ze ook aanleg voor difterie hadden

en vond Trees het gevaar in aantocht

dan legde zij hen extra in de watten.

 

Had een kindje een schorre keel

ook dan kwam zuster Hovens van pas

die maakte dan alles gezond en heel

door te zeggen, dat het maar een verkoudheid was.

 

Maar om bij die kleintjes in de keel te kijken

dat viel voor den drommel niet mee.

Met een een lepel probeerde ze de tong omlaag te strijken

want in plaats van A te zeggen, schudden de kleinen vaak nee.

De Maasbruggen, opgeblazen door de Duitsers zelf op 25 november 1944.

Hier tussendoor kwam nog een ander kruis

Want we zouden moeten evacueren,

achter laten ons erf en huis,

plus eten, meubels en kleren.

 

Welk droevig lot stond ons nu te wachten?

De mannen wegvoeren was men gewend,

granaten overdag, bommen in vele nachten,

plus honger, kou, armoe en ellend.

 

Maar Nelis Driessen stond vast in zijn besluit.

Hij sprak: "Wij gaan alleen dan

als zij komen met een spuit

omdat mij dan niemand iets verwijten kan."

 

Omdat de kelder was besmet

hebben de moffen de plaats vermeden.

Voor ons was dit een goede zet,

omdat wij hierdoor veilig hebben gezeten.

 

Zo lang er groenen in de buurt waren

was het evacueren nog niet van de baan.

Om erger leed te besparen

zou iedereen tot voorzorgsmaatregelen overgaan.

 

Voor moeder Driessen, de kleintjes en de kranken

maakte men een woonwagen klaar.

Van boven een dak en rondom planken.

Bij het zien werd je al misselijk en naar.

Duitse soldaten..

Nog andere dingen maakten je bedroefd.

Wielen met banden begonnen op te duiken

en werden tegen een tafel geschroefd

om dit als vervoerskar te gebruiken.

 

Ieder wagentje kwam nu van pas.

Men pakte het vol met dingen en etenswaren

en omdat het buiten glad was

kon een bed matras als slede meevaren.

 

Het vrouwvolk was ook druk in de weer

vooral de naaisters moesten het nu ontgelden,

rugzakken maken was voor hen een hele leer,

want die maakten ze vroeger zelden.

Evacuatie op het eind van de oorlog.

De moeders hadden het heel druk

om een beetje brood in voorraad te krijgen.

Zij hadden nog wat meel, wat een geluk,

want de nood begon bij velen te stijgen.

 

Er waren ook vier jongelieden

met een beetje ondervinding, maar weinig moed,

die graag Venlo met zijn ellende verlieten

en dachten: de Maas over,  gaat misschien goed.

 

De jongens dachten: de boten zijn weg of kapot,

daarom nemen we maar autobanden

en maken daarop een vierkant vlot

dan zullen we best bij de tommies belanden.

Zo gezegd, zo ook gedaan

en dat ging best, zo zij verttelden.

Zij zouden het ook zeker hebben gedaan

als zij gedurfd hadden, die helden.

 

Weer kreeg de kelder een zwaar kruis.

Voor Hofmans werd dit een zware dag.

De vrouw moest plotseling naar het ziekenhuis

en helaas...stierf terwijl ze op de handwagen lag.

 

Een ieder voelde zijn smart

en hielp vol medelijden de arme man.

De scheiding was te plotseling en te hard,

wat ook erg was voor de kinderen, vooral voor kleine Jan.

Schuilkelder.

God had de kelder al zwaar beproefd

en nog was het einde niet daar.

Om het ene leed was men nog bedroefd

of het volgende stond al klaar.

 

Eenendertig januari was de dag

die ons hart verscheuren zou.

Tilla Driessen, hoe vreselijk, die lag

gewond op straat in sneeuw en kou.

 

Daar lag Tilla met al die kou en vorst

in gezelschap van zus en vriendin.

Een granaatscherf zat onder haar borst

en helaas tamelijk diep er in.

De originele tekst.

Nu werd ook Tilla naar het ziekenhuis gebracht.

Ze moesten haar direct opereren.

Zij droeg de pijn zonder een klacht

om verdere rampen over de kelder af te weren.

 

Deze woorden kwamen uit haar mond,

want haar verstand was zuiver en helder,

Dat zij graag haar leven afstond

ter wille van het behoud van de kelder.

 

Tilla met je heldere ogen en mooie haren,

met je aardig en fris gelaat.

In ons geheugen zullen wij je steeds bewaren.

hopend dat gij daarboven ons nog steeds bijstaat.

 

Zwaar was het offer voor vader Driessen

Nog zwaarder drukte het op moeders hart,

want om Tilla op zestienjarige leeftijd te verliezen

was bitter, ja bitter hard.

 

Ook voor Nellie Hovens die haar vriendin was

werd die scheiding vreselijk zwaar

want steeds waar Tilla was kwam ook Nellie van pas

Tilla en Nellie vormden samen als het ware één paar.

 

Tilla was tevreden met Gods heilige wil

De negende februari heeft zij het offer volbracht

Ook gij allen draagt dit offer stil

en hebt aan geen weerstreven gedacht.

 

Intussen werd de man met de baard

Gerard Verhaag, ook al erg krank

Wij dachten aan een doodskist en uitvaart,

maar zo erg was het niet, god zij dank.

 

Nelis Driessen maakte zich ondertussen grote zorgen

Want hoe moest hij Tilla begraven

Wie kon er nog een kist bezorgen

Zonder hout, timmeren, zagen en schaven?

De bevrijding van Venlo.

Moeder Priorin sprak diep bewogen:

“Laat broeder Hyacint een kist maken.

Nu uw dochter naar de hemel is gevlogen

Zal zij op ons kerkhof over jullie blijven waken.”

 

Broeder Hyacint, dus ik, vond het een grote eer

Om voor haar een doodskist te mogen maken.

Ik bad en sprak: “Help mij toch, lieve Heer,

Laat die bommen en granaten mij niet raken!”

 

Want steeds opnieuw ploften de granaten

Ook in de nabijheid van het timmerhok.

De scherven maakten diepe gaten.

Ik dacht: “Het is gedaan met Piet den Brok.”

Granaat.

 

Nelis Driessen met nog drie man sterk

Kwam met een kostbare notenhouten kast aandragen

En sprak: “Nu broeder kunt gij aan het werk

En als gij hulp nodig hebt, moet gij het maar vragen.”

 

Eens redde ik me van de Duitsers in een dennenboom.

Die stond om de hoek van de schuur.

De SS-ers brulden en bliezen stoom

En zochten en vloekten nog een vol uur.

 

Terwijl ik de kast moest slopen

Hoorde ik een granaat met jankend geluid

Ik was gauw onder de werkbank gekropen

Kwam er na vijf minuten pas onderuit.

Plotseling gilde ik het uit van de pijn

Ik kwam op gloeiend metaal met mijn hand

Dit kon alleen een stukje granaatscherf zijn.

Gelukkig kwam er een zuster met een nat verband.

 

Het ging moeilijk met die doodskist

Want ontzettend hard was het hout

Vaak dat ik mij geen raad wist

Want de spijkers waren roestig en oud.

 

De zusters op de Albertushof

Maakten de kist verder mooi af

Van binnen kant en zijden stof

Hierna kon Tilla keurig in het graf.

Sedert de dood van Tilla kwam er zegen

De besmetting hield op

De goede verhouding was herkregen

Geen evacuatie meer, dat stond stop.

 

Enkele dagen nadien

Toen was het pas boffen

De tommies kwamen met hun wapenmachien

En gevlucht waren alle moffen.

Venlo na de bevrijding.

 

Al hadden wij vroeger in onze smart

de Tommies dikwijls doen verwensen

nu vervulde grote vreugde ons hart

onze blijdschap kende geen grenzen.

 

Wat wij voelden, twee maart, de dag van onze bevrijding

Zal geen pen kunnen beschrijven

Die vreugde en verblijding

Zal voor Venlo steeds in herinnering blijven.

 

                                            Piet den Brok (1945)

Willem den Brok, augustus 2020.

Bijgewerkt tot augustus 2021.

 

Wil je terug naar de homesite:  Voorouders. Genealogie door Willem den Brok.

 

Reacties: wdenbrok@live.nl